Verpakken door
de jaren heen

Rijksbrede programma circulaire economie

Om te voorkomen dat grondstoffen worden uitgeput en om de belasting van het milieu te verlagen wordt er door overheid en bedrijfsleven ingezet op een transitie van een lineaire economie naar een circulaire economie.

Binnen het Europees beleid zijn er doelstellingen geformuleerd om de overgang naar een circulaire economie te stimuleren, onder andere door meer aandacht op recycling en hergebruik te richten. Deze doelstellingen zijn vastgelegd in ‘Closing the loop’, het Europese circulaire economie pakket, dat in december 2015 werd goedgekeurd door de Europese Commissie. Het pakket heeft betrekking op de volledige levenscyclus van producten: van de productie- en consumptiefase tot afvalbeheer en de markt voor secundaire grondstoffen. Het pakket bevat ook een richtlijnen voor verpakkingen en verpakkingsafval.

Naar aanleiding van het Europese pakket, heeft Nederland het Rijksbrede programma circulaire economie ontwikkeld. Dit programma werd in september 2016 gepubliceerd door de Ministeries van Infrastructuur & Milieu en Economische Zaken en richt zich op de ontwikkeling naar een circulaire economie in 2050. In het Rijksbrede programma circulaire economie is ook opgenomen dat er een Grondstoffenakkoord wordt gesloten door bedrijven, overheden, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Ondertekenaars van het Grondstoffenakkoord spreken af oplossingen te bieden voor belemmeringen die de overgang naar een circulaire economie nu nog in de weg staan.

Closing the loop

Om te voorkomen dat grondstoffen worden uitgeput en om de belasting van het milieu te verlagen wordt er door overheid en bedrijfsleven ingezet op een transitie van een lineaire economie naar een circulaire economie.

Binnen het Europees beleid zijn er doelstellingen geformuleerd om de overgang naar een circulaire economie te stimuleren, onder andere door meer aandacht op recycling en hergebruik te richten. Deze doelstellingen zijn vastgelegd in ‘Closing the loop’, het Europese circulaire economie pakket, dat in december 2015 werd goedgekeurd door de Europese Commissie. Het pakket heeft betrekking op de volledige levenscyclus van producten: van de productie- en consumptiefase tot afvalbeheer en de markt voor secundaire grondstoffen. Het pakket bevat ook een richtlijn voor verpakkingen en verpakkingsafval.

Naar aanleiding van het Europese pakket, heeft Nederland het Rijksbrede programma circulaire economie ontwikkeld. Dit programma werd in september 2016 gepubliceerd door de ministeries van Infrastructuur & Milieu en Economische Zaken en richt zich op de ontwikkeling naar een circulaire economie in 2050. In het Rijksbrede programma circulaire economie is ook opgenomen dat er een Grondstoffenakkoord wordt gesloten door bedrijven, overheden, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Ondertekenaars van het Grondstoffenakkoord spreken af oplossingen te bieden voor belemmeringen die de overgang naar een circulaire economie nu nog in de weg staan.

Kennisinstituut Duurzaam Verpakken

Het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (KIDV) is in 2013 opgericht om bij te dragen aan een circulaire economie voor verpakkingsmateriaal. Circulair verpakken betekent dat verpakkingen zo worden ontworpen, geproduceerd en verwerkt, dat ze kunnen worden vernieuwd, gereduceerd, hergebruikt en gerecycled. Zo creëren we nieuwe economische kansen, worden we minder afhankelijk van andere landen voor grondstoffen en het is goed voor het milieu.

Samenwerking tussen leveranciers, producenten, importeurs, verpakkers, afvalverwerkers en recyclers is hiervoor essentieel. Het gaat immers om het sluiten van de hele keten: van grondstof tot hergebruik. Voorwaarde voor deze samenwerking is dat alle ketenpartijen kunnen beschikken over feitelijke kennis over duurzaam verpakken. Het KIDV zorgt voor het ontwikkelen, bijeenbrengen en delen van die kennis.

Wetgeving in Nederland

De Europese richtlijn met wetgeving op het gebied van verpakkingen en verpakkingsafval (Richtlijn 94/62/EG, 1994) wordt in Nederland wettelijk vastgelegd met de regeling Besluit beheer verpakkingen en papier en karton. Om invulling te geven aan het Besluit wordt in 2007 door het verpakkend bedrijfsleven, het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat en de VNG de eerste Raamovereenkomst Verpakkingen gesloten. In 2013 wordt de tweede Raamovereenkomst afgesloten voor de periode 2013-2022. Om de afspraken uit de tweede Raamovereenkomst een wettelijk kader te geven, vaardigde het ministerie in 2015 een nieuw Besluit beheer Verpakkingen uit.

Naast deze regelgeving worden ook programma’s (VANG) en convenanten (zoals het Papiervezelconvenant VNG-PRN) opgesteld. Die beogen eveneens producten – en dus ook verpakkingen – een plaats te geven in de circulaire economie. Een overzicht van relevante wet- en regelgeving, programma’s en andere afspraken staat in de tijdlijn Wet- en regelgeving voor verpakkingen, die het KIDV heeft opgesteld.

Inzameling kunststof- verpakkingen

In Nederland bestaat deze inzameling sinds 2007 en staat bij de burger vooral bekend met de naam ‘Plastic Heroes’. Grotere steden hebben gekozen voor een brengsysteem, de meeste gemeenten voor een haalsysteem. Een derde groep gemeenten werkt met nascheiding: het plastic wordt dan uit het restafval gesorteerd. In een aantal gemeenten wordt sinds 2015 ook PMD ingezameld: verpakkingen van Plastic, Metaal en Drankkartons. Inzameling, sortering en vermarkting worden gefinancierd door het verpakkend bedrijfsleven, dat een bijdrage per ton aan de gemeenten betaalt. Tot 2015 was dat een bedrag voor de aangeleverde tonnen – met een aparte afspraak voor kunststof verpakkingen uit nascheiding – vanaf dat jaar is dat een bedrag voor de gerecyclede tonnen. Bij het bedrijfsleven ligt de verantwoordelijkheid voor het scheiden van kunststof verpakkingen bij het bedrijf zelf en bepaalt de omvang en de mogelijkheid tot opbrengst de mate van inzameling.

Biobased kunststof- en biologisch afbreekbare verpakkingen

Sinds de jaren negentig zijn biobased kunststof verpakkingen en biologisch afbreekbare verpakkingen in opkomst.

Biobased kunststof verpakkingen

Het grootste deel van onze verpakkingen is altijd al biobased geweest; denk aan verpakkingen uit papier en hout. Tegenwoordig denken we bij biobased vooral aan kunststof. Biobased kunststoffen voor verpakkingen worden gebruikt om fossiele plastics te vervangen.

De term biobased plastics is een verzamelnaam voor verschillende groepen van kunststoffen, die geheel of gedeeltelijk uit biologische grondstoffen zijn vervaardigd. Andere termen waarmee ze worden aangeduid, zijn bioplastics en biopolymeren. Drie eigenschappen van biobased kunststoffen zijn relevant: de oorsprong, de chemische structuur en de afbreekbaarheid.

Op dit moment bestaat ongeveer 1 procent van het totale Nederlandse plasticgebruik uit biobased kunststoffen. Ook Europees gezien is het aandeel ongeveer 1 procent. In Nederland wordt jaarlijks 20 kton biobased plastics toegepast, ten opzichte van 2.000 kton totaal plasticgebruik (Rijksoverheid, 2018). De belangrijkste toepassing van biobased plastics zijn verpakkingen. In 2020 werd bijna de helft van de geproduceerde biobased plastics in verpakkingen toegepast. Het gaat daarbij vooral om bio-PE, bio-PET, PLA en zetmeelmengsels.

Zie verder:

Biologisch afbreekbare verpakkingen

De term biologisch afbreekbaar betekent dat materialen kunnen worden afgebroken tot water (H2O), kooldioxide (CO2), biomassa en minerale zouten. Ze kunnen onder bepaalde omstandigheden in de natuur afbreken (op het land of in het water), maar via de inzameling van het huishoudelijk- en deels ook bedrijfsafval komt het overgrote deel bij afvalverwerkers terecht, die het in speciale installaties tot compost verwerken.

De snelheid waarmee biologische materialen afbreekbaar zijn, hangt af van verschillende factoren, zoals de chemische structuur (in geval van plastics), het finale product (in dit geval de verpakking), de temperatuur, de verblijftijd in de composteerinstallatie, de microbiële activiteit en de vochtigheidsgraad. Ook de omgeving speelt een belangrijke rol: processen in de bodem verschillen van processen in het water of in een composteerinstallatie.

Zie verder:

 

Cradle to Cradle

In 2002 publiceren McDonough en Braungart het boek Cradle to Cradle (C2C), Remaking the Way We Make Things. Het boek biedt een concept om uitputting van grondstoffen en de groei van afval te voorkomen. Om een goed hergebruik te bewerkstelligen onderscheidt C2C twee materiaalkringlopen: een biologische en een technische. Deze twee kringlopen zijn inmiddels een vast grafisch onderdeel van lezingen over duurzaamheid en circulaire economie.

Uitputting van grondstoffen was al door de Club van Rome (1968) onder de aandacht gebracht, die als oplossing zag het ‘consuminderen’. Dat staat echter haaks op het principe van ‘economische groei als bron van welvaart’, zoals al meer dan 100 jaar het geval is. C2C biedt daar een oplossing voor: een product is duurzaam als het zonder verlies aan materiaal door de kringloop gaat. Dat maakt het concept geschikt om zonder verlies van materiaal toch dezelfde welvaart te behouden, en dat is ook de reden van het succes. Tegenwoordig kunnen bedrijven hun producten laten certificeren op een C2C norm.

Milieubeleid van start

In 1971 wordt Louis Stuyt de eerste Nederlandse minister met milieuhygiëne in de portefeuille. Tot dan toe werd bodemgebruik enkel gezien als productiefactor, nu verschuift de aandacht ook naar het welzijn van het milieu. In 1972 brengt hij de Urgentienota Milieuhygiëne uit, die een schets geeft van het milieuvraagstuk in algemene zin, de plaats van de milieuhygiëne in de totale milieuproblematiek en de zorg voor de milieuhygiëne op basis van ecologisch inzicht. De nota is het startpunt van een hele reeks wettelijke maatregelen.

Het verschijnen van de Urgentienota viel samen met de toenemende belangstelling voor het milieu, ook internationaal. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in onder meer de Milieuconferentie van de Verenigde Naties in Stockholm. Toch werd die belangstelling tot ver in de jaren ‘90 vaak gezien als een hobby van milieuactivisten, voordat concepten z0als Cradle to Cradle en Circulariteit door wetenschap en bedrijfsleven werden omarmd.

De Urgentienota Milieuhygiëne bevatte ook een urgentieprogramma, waarin een belangrijk deel van het later te voeren beleid zijn basis vond.

Inzameling glas: de glasbak

Vóór 1972 bestaat het ingezamelde glas uit de productie-uitval van de verpakkingsindustrie (bier, frisdrank, conserven). In 1972 zet een succesvol burgerinitiatief in Zeist de inzameling van verpakkingsglas uit huishoudens in gang. Het initiatief verspreidt zich al snel over het hele land.

Ook glasverwerker Maltha uit Rotterdam ziet perspectieven. De firma organiseert de inzameling landelijk, samen met de gemeenten. In 1978 plaatst Maltha in ’s Hertogenbosch de eerste glasbak van het bovengrondse model dat we inmiddels zo goed kennen. Het is een brengsysteem – slechts in enkele gemeenten wordt een haalsysteem georganiseerd.

In 2015 staan in Nederland meer dan 25.000 glasbakken en komt 83 procent van het verpakkingsglas retour. Het succes van de glasinzameling in Nederland vloeit ten dele voort uit milieuoverwegingen: in 1970 spelen ook zuinigheid en de herinnering aan de magere oorlogstijd een sterke rol bij de initiatiefnemers. Ondanks het succes van de inzameling en recycling van het verpakkingsglas, dekken de opbrengsten de kosten van inzameling, transport, sortering en recycling níet.

Club van Rome

De toenemende welvaart in de jaren 1950-1965 brengt een grote hoeveelheid afval met zich mee, met een toenemend deel verpakkingen, zonder dat men oog heeft voor de gevolgen. De uitbreiding van de productie, en daarmee ook het toenemend grondstofgebruik, leidt in 1972 tot de publicatie ‘Limits to Growth’ van de Club van Rome. Vooral in Nederland slaat dit rapport aan bij bedrijfsleven en overheid: men krijgt oog voor de gevolgen van de ‘wegwerpcultuur’, en dan vooral voor de uitputting van grondstoffen en de vervuiling van het milieu. Begin jaren ’90 komt er vanuit Europa en op nationaal niveau wetgeving op gang die gericht is op recycling van producten.