Kunststoffen werden al ver voor 1940 geproduceerd, denk aan celluloid, bakeliet, polystyreen en PVC. De Tweede Wereldoorlog werd de aanjager van productie op grote schaal voor een veelheid van toepassingen, zoals kabelisolatie, plexiglas ruiten en nylon parachutes). Na de oorlog kwamen daar verpakkingen bij. Tijdens de oorlog verwierf men veel kennis en ervaring op het gebied van transport (lange distributielijnen), volume (voor het leger) en het voorkomen van bederf (in moeilijke omstandigheden).
Aanvankelijk was polyetheen de belangrijkste grondstof. Kort daarna werden daar anderen aan toegevoegd.
De toenemende welvaart en de opkomst van zelfbedieningszaken droegen bij aan de groei van verpakkingen. Kunststof verpakkingen concurreren vanaf dat moment met andere materialen (voornamelijk glas en blik) door hun lage gewicht, lage kosten en gemakkelijke vormbaarheid. Met de vervanging van de melkfles door het melkpak trad een verschuiving naar éénmalige verpakkingen in. De groei van de hoeveelheid afval uit huishoudens die hiervan het gevolg was, werd een belangrijk punt op de politieke en maatschappelijke agenda’s. Sinds de jaren ’90 worden afspraken (convenanten) en wetgeving gemaakt om de hoeveelheid verpakkingen te verminderen.
Zie ook: KIDV-tijdlijn wet- en regelgeving voor verpakkingen.