Tot het begin van onze jaartelling waren glazen voorwerpen niet meer dan door magie omgeven kunst. Daarna maakte de uitvinding van het glasblazen het mogelijk glas als verpakking te gebruiken. Door de kostbaarheid en breekbaarheid ervan bleef glas echter tot 1900 vooral een bewaarmiddel.
Industriële productie vergrootte in de twintigste eeuw de mogelijkheden: glazen verpakkingen waren in grote hoeveelheden te produceren, maar ook buitengewoon geschikt voor het pasteurisatieproces, waarvan vooral de melkproductie profiteerde. Technische optimalisatie zorgde na de Tweede Wereldoorlog voor ‘wegwerpglas’. De toenemende welvaart zorgde voor een exponentiële groei van deze vorm van verpakken.