Verpakken door
de jaren heen

Statiegeld

Nadat op 1 juli 2021 een nieuw statiegeldsysteem voor plastic flessen officieel inging, geldt sinds 1 april 2023 ook statiegeld op blikjes. Dat wil zeggen: op alle metalen drankverpakkingen met een inhoud van 3 liter of minder. Op blikjes met het statiegeldlogo wordt – net als op kleine plastic flesjes – statiegeld geheven.

De maatregel moet voorkomen dat de blikjes als zwerfafval in de natuur belanden en de blikjes juist meer gerecycled worden. De doelstelling is 90 procent recycling. Een schone stroom ingezamelde blikjes maakt het een stuk makkelijker om er nieuwe blikjes van te maken. Dit sluit aan bij de toenemende behoefte om kringlopen te sluiten en grondstoffen, zoals aluminium, te hergebruiken.

Conservenblik

De methode om te conserveren volgens ‘wecken’ is voor de blikken verpakking dan al sinds 1810 gepatenteerd. Aan het eind van de negentiende eeuw is blik als conserveermiddel voor groenten en vlees ingeburgerd. Voor de consument in verpakkingen van een halve en hele liter, voor de kruidenier in verpakkingen tot zes liter. Gewicht, bescherming tegen licht en onbreekbaarheid gaven de blikken verpakking een voordeel ten opzichte van glas.

Vanaf 1950 groeit echter het aandeel glasverpakking voor groenten van 13 naar 39 procent. De meest gehoorde verklaring daarvoor is de opkomst van de supermarkt, waar het belangrijk is om het product te kunnen zien. Ook werd ‘bliksmaak’ steeds vaker genoemd. De blikindustrie reageerde door het blik nog lichter te maken (gewichtsafname van 50 procent in de periode 1970-2000), door het openen gemakkelijk te maken (dankzij het lipje) en door met aluminiumverpakkingen de drankenindustrie te veroveren.

 

Blikken, bussen en emmers

Vanaf 1600 leggen lantaarnmakers zich ook toe op het slaan van andere ijzeren voorwerpen: zogeheten blickslaegers. Tot 1870 waren dat voornamelijk emmers en bussen voor opslag van conserven ten behoeve van de scheepvaart, expedities en het leger.

Na 1870 werden bussen of dozen bij de kruidenier gebruikt als opslagmiddel voor genotmiddelen (cacao, chocolade, beschuit, koeken, e.d.) en retour gezonden naar de leverancier. Verkade bijvoorbeeld had daarvoor een eigen afdeling waar de retourverpakkingen werden gefatsoeneerd. Zie verder in deze tijdlijn: 1810 – Conservenblik.

Vanaf 1950 groeit echter het aandeel glasverpakking voor groenten van 13 naar 39 procent. De meest gehoorde verklaring daarvoor is de opkomst van de supermarkt, waar het belangrijk is om het product te kunnen zien. Ook ‘bliksmaak’ werd steeds vaker genoemd. De blikindustrie reageerde door het blik nog lichter te maken (een gewichtsafname van vijftig procent in de periode 1970-2000), door het openen gemakkelijk te maken (dankzij het lipje) en door met aluminiumverpakkingen de drankenindustrie te veroveren.

Naast het ‘consumentenblik’ bestaat voor het bedrijfsleven plaatstaalemballage, zoals de melkbussen, biervaten, gasflessen en vaten.

Zie ook: