In 1947 bepleitte minister George Marshall van de Verenigde Staten (Buitenlandse Zaken en Defensie) om Europese landen materiële en financiële steun te geven. Het plan had officieel als doel: het tegengaan van armoede. In 1948 waren echter veel landen al op het vooroorlogs productieniveau. De werkelijke doelen waren dan ook het tegengaan van het communisme en het creëren van handelspartners om de Amerikaanse overschotten nuttig te kunnen besteden. Twintig procent van de steun moest terugbetaald worden, de rest was een gift, voornamelijk bestaande uit goederen en diensten.
Met de Amerikaanse steun kwamen ook massaproductie en reclame mee. Deze twee elementen zorgden ook voor een groei van de verpakkingsindustrie. De Amerikanen berekenden dat die industrie met een factor 1,7 zou groeien ten opzichte van de gemiddelde groei. Halverwege de jaren vijftig blijkt dat een factor 3 te zijn.
Als gevolg van deze ontwikkeling worden verpakkingen steeds wetenschappelijker benaderd. Massaproductie vraagt om massatransport en dus ook om efficiëntere verpakkingen, zowel economisch als logistiek perspectief. Hierdoor ontstaan rondom het thema verpakkingen onderzoeks-, kennis- en adviesbureaus.