Verpakken door
de jaren heen

Verpakkingen in de oudheid

In de prehistorie (het tijdvak van de jagers en verzamelaars) waren dierenhuiden en vlechtwerk de enige materialen om te verpakken. Toen de mens ging boeren, werden opslag, transport en houdbaarheid belangrijk. Voor de opslag, bijvoorbeeld van graan in silo’s, werden manden en amforen (kruiken) met een inhoud tot wel 400 liter vervaardigd. Voor kleinere verpakkingen werden eveneens manden (ook vloeistofdichte) en amforen gebruikt.

De Romeinen ontwikkelden een weg- waternet om ver weg gelegen nederzettingen van wel 90.000 manschappen (zoals Vechten bij Utrecht) te bevoorraden. Met lastdieren, karren en schepen werd graan in bulk vervoerd. Over zulke afstanden was houdbaarheid belangrijk. Er zijn in Nederland met doek en pek afgesloten amforen gevonden, met bijvoorbeeld mediterrane makreel en lijsterborst. Sommige van deze verpakkingen waren eenmalig: ze waren zo dun en licht dat ze bij het openen onherstelbaar beschadigd raakten.

Houten tonnen werden gebruikt voor opslag en transport van wijn. Hout was relatief kostbaar. Kisten werden derhalve voornamelijk gebruikt voor opslag van niet-bederfelijke waar in huis en het zeldzame glas voor kleine hoeveelheden kostbare waar.